Ik stel me bij boekenclubs altijd een stel dames voor
die in een groot huis, onder het genot van een paar flessen rode wijn en
toastjes met kaas een uur lang over een boek praten om de rest van de avond het
drama in hun eigen leven te bespreken. En zo hoort het ook, want goede
literatuur zet aan tot introspectie.
Af en toe word ik, via via, gevraagd om aanwezig te zijn en meestal doe ik dat
met veel plezier, omdat ik nou eenmaal graag over mijn werk praat een zekere
ijdelheid mij niet vreemd is.
Overigens heeft de situatie altijd iets raars omdat je weet dat niemand in zo’n
club helemaal eerlijk tegen de schrijver durft te zijn. In mijn bijzijn benoemt
men de positieve kanten van het boek nou eenmaal makkelijker dan de negatieve.
Behalve die ene keer anderhalve maand geleden.
Achteraf had ik het kunnen weten toen ik uit mijn auto stapte, de parkeerplaats
overliep naar de ingang van een jaren zeventig flat en de lift nam naar de
achtste verdieping waar ik ontvangen werd door twee vrouwen en twee MANNEN die
met een kopje rooibosthee aan de keukentafel op mij zaten te wachten. Geen wijn,
geen toastjes, geen huiskamer. Niks.
‘Je zult wel zenuwachtig zijn om te horen wat we van je boek vinden, he’, begon
een van de twee vrouwen nog voor ik goed en wel zat.
‘Er zaten best mooie stukken in, hoor’, zei de andere vrouw die een rode bril
droeg ‘maar ik vind dat je ook recht hebt op kritiek.’
Ik ging zitten en kreeg een kopje zure thee voorgeschoteld waarna de
bijeenkomst begon.
‘Laten we maar beginnen met wat we mooi vonden’, stelde de vrouw met het rode
brilletje voor.
‘Ah, een slecht nieuws gesprek’, lachte ik in een poging mijn irritatie te
verbergen.
Het viel even stil aan tafel.
‘Goed’, ging de andere vrouw verder, ‘iedereen heeft een lijstje gemaakt met
wat hij goed vond...
‘... en met wat ie niet goed vond’, vulde de vrouw met de bril, aan wie ik
inmiddels een hekel begon te krijgen, aan.
‘Rob, wil jij beginnen?’
Toen ze door de positieve punten heen waren begon het deel van de bijeenkomst
dat nog het meeste weg had van een verhoor.
‘Waarom heb je ervoor gekozen om aan het einde een derde persoon in te voeren?’
vroeg een van de twee mannen.
Nog voor ik antwoord kon geven tetterde het rode monster er al doorheen: ‘Ja,
dat vond ik zo jammer. Echt vreselijk zonde.’
‘Waarom heeft het meisje een zusje dat heel extrovert is?’, wilde Rob weten.
‘Als reactie op haar introverte zusje’, antwoordde ik.
‘Dat kan natuurlijk nooit’, kwetterde de gastvrouw die psychologie bleek te
hebben gestudeerd. ‘Daar moet een andere oorzaak voor zijn en die miste ik in
je boek.’
Toen ze door hun vragen heen waren, zette het rode nijlpaard haar bril af en
zuchtte: 'Tja, ik denk dus dat we ons af kunnen vragen of dit wel literatuur is
of niet.'
De anderen knikten instemmend, waarna de gastvrouw op stond, de kopjes van
tafel pakte en ze op het namaak stenen keukenblad zette, ten teken dat de
bijeenkomst was afgelopen.
'Welk boek doen we volgende keer?', vroeg Rob.
'Ik heb een prachtig boek gelezen', antwoordde de gastvrouw, 'ik weet zeker dat
jullie het ook mooi vinden. Echt schitterend.'
'Heerlijk', verzuchtte de rode olifant, 'daar zijn we wel aan toe.'
Toen ik op de parkeerplaats stond realiseerde ik me dat ik niks gekregen had.
Niet eens een pakje rooibosthee.