by Arthur Umbgrove
•
3 March 2020
De afgelopen maanden las ik negen boeken over Bernhard, sprak ik met historici, probeerde ik materiaal uit het Koninklijk archief te pakken te krijgen, keek ik oude series en polygoonjournaals, om er uiteindelijk achter te komen dat mijn boek helemaal niet over Bernhard gaat. Ik had er een film, The remains of the day , voor nodig om in te zien dat hij en Juliana en het hele hof, slechts de achtergrond vormen waartegen het verhaal van dé hoofdpersoon van mijn roman, mijn oudoom, de particulier secretaris, zich afspeelt. Het gaat om zíjn karakter, om zíjn dilemma’s, om zíjn gewetensnood. Het gaat om zijn loyaliteit die op de proef wordt gesteld, het is zíjn karakter dat interessant is, interessanter dan dat van Bernhard. Net als het karakter van butler Stevens interessanter is dan dat van Lord Darlington. Ik hou van het kleine, menselijke drama tegen de achtergrond van het grote, dreigende wereldtoneel. Overigens las ik het boek van Ishiguro waarop de film gebaseerd is ook en moet ik concluderen dat het cliché, het boek is beter dan de film, in dit geval niet op gaat. Dat is vooral te danken aan het waanzinnige acteerwerk van Hopkins, die het karakter van butler Stevens, dat in het boek gestalte krijgt door pagina’s lange overpeinzingen (het boek is in de ik-vorm geschreven) in de film met een paar gelaatsuitdrukkingen schetst. Kijk maar eens naar dit fragment: https://www.youtube.com/watch?v=5nyJNNk1jCY en let dan vooral op de gezichtsuitdrukking van Stevens op 1.40. Zo subtiel, zo precies, zo knap. Natuurlijk, het scenario, dat vrij nauwgezet het boek volgt, is ook goed, maar de vertaling van boek naar film, dat wat altijd zo ontzettend lastig is, krijgt gestalte door Hopkins. Terug naar het onderzoek dat ik de afgelopen maanden deed en mijn conclusie dat ik naar de verkeerde persoon op zoek was. Ik begrijp mijn verwarring wel: het archief dat ik in handen kreeg gáát alleen maar over Bernhard: alle foto’s, alle brieven, documenten, telegrammen gaan over de man of zijn van hem. Nergens is mijn oudoom zelf aan het woord, je kijkt steeds door zijn ogen, maar je ziet hem nooit zelf. Ja, op foto’s, dan staat hij als wethouder Hekking achter Bernhard, maar niet in tekst. In alle boeken die ik las is hij heel onnadrukkelijk aanwezig. Vrijwel nergens staat iets dat hem karakteriseert, het zijn alleen maar dingen als: ‘Een van de deelnemers berichtte heet van de naald aan de secretaris van de prins dat het drie zeer inspannende dagen waren geweest’. Of over het verhoor door de commissie Beel over de Greet Hofmans affaire: ‘Daarna was het de beurt aan Waterink, De Graaff en Van Dijk. [ ] Vooral Van Dijk toonde zich een nuttige informant.’ Een paar keer wordt er een tipje van de sluier opgelicht. Uit een fragment uit het boek van Fasseur blijkt dat hij niet alleen maar ‘een braaf, goedwillend man’ was, zoals Juliana hem typeerde, maar dat hij ook een hardere kant heeft, als hij Van Heeckeren, de particulier secretaris van Juliana, ‘onhandig weinig bekwaam, tactloos en blindelings overgegeven aan de Hofmanscultus, die overigens geheel boven zijn pet gaat’ vindt. De echtgenote van Van Heeckeren komt er niet beter af. Zij is ‘een drijfster, haar begeerte is zich in de zon van het koningschap te koesteren’. Dat zijn stevige woorden, zeker voor een man die zich verder zoveel mogelijk op de achtergrond houdt. Hij was niet voor niks een broer van mijn grootvader die op de constatering dat hij nooit het achterste van zijn tong liet zien, liet volgen: ‘Liever het voorste ook niet.’ Een ander fragment waarin iets over zijn karakter wordt prijsgegeven staat in het boek van Aalders, ‘Alles was anders’, als mijn oudoom het aan Eva Peron volstrekt ten onrechte uitgereikte Grootkruis in de Orde van Oranje Nassau, ‘een daad van wijs beleid’ noemt. Peron, die gek was op onderscheidingen, dreigde het hele bezoek van Bernhard aan Argentinië af te blazen als zij die onderscheiding niet kreeg. Het zegt, denk ik, iets over het diplomatieke karakter van mijn oudoom. Tot slot is er in hetzelfde boek nog een passage over informatie die uitgelekt was naar de pers omdat hij zijn mond voorbij zou hebben gepraat over een bezoek van het hoofd van het laboratorium van het Instituut voor kernonderzoek aan Argentinië. Een nogal gevoelig onderwerp omdat het land een kernmacht wilde worden en daarvoor een zogenaamde cyclotron nodig had die Philips Duphar maakte. Een opmerkelijke fout voor een man die verder zo gesloten lijkt. Of was het geen fout? Al met al is er heel weinig bekend. Om hem te leren kennen moet ik mijn archief als spiegel gebruiken; wat bewaarde hij? Waarom bewaarde hij dat? Het archief is het negatief waar ik een beeld uit naar voren moet halen. Wat zeggen de telegrammen die hij bewaarde over hem? Wat zegt het dat hij een brief van een jonge prinses Beatrix aan hem in zijn plakboek plakte? Wat zeggen de koffievlekken op de oorkonde uit Uruguay? Ik stel me hem voor als een soort Stevens. Iets minder op vlakte, iets kritischer, iets humoristischer, maar verder even onkreukbaar. Het kwartje is gevallen.