Op bezoek bij prinses Juliana
Op koningsdag moest ik denken aan die ene keer dat ik iemand van het koninklijk huis ontmoette: prinses Juliana. Ik was te gast op paleis Soestdijk, waar de oude koningin en haar man prins Bernhard woonden. Juliana speelde graag toneel en omdat de moeder van een vriend van mij in haar toneelgroepje zat, mocht ik ook een keer komen kijken bij de jaarlijkse uitvoering.
De entourage was helemaal wat ik me erbij had voorgesteld: lakeien bij de hekken, het bordes dat ik kende van koninginnedagen op tv, de grote paleiskamer waar wij en veertig andere genodigden ontvangen werden en waar zilveren schalen stonden met sigaretten van een mij onbekend Engels merk. We kregen koffie met een lange vinger.
Na een tijdje werden we naar een andere, tot theater omgebouwde, paleiszaal geleid. Onderweg kwamen we langs een aantal vertrekken, waaronder het werkvertrek van prins Bernhard. Door de geopende deur zag ik dat de prullenbakken gemaakt waren van olifantenpoten. De prins was weliswaar voorzitter van het WNF, maar wist die baan moeiteloos te combineren met zijn grote hobby: in Afrika vanuit helikopters op olifanten schieten. Als hij nu nog geleefd had, had hij binnen een oogwenk het probleem van de grote grazers in de Oostvaardersplassen opgelost.
Prinses Juliana speelde waarzegster. Ze zat gedurende het hele stuk links voor op het toneel, dicht bij de coulissen zodat ze gesouffleerd kon worden; ze was in die tijd al behoorlijk vergeetachtig. Als ze haar tekst niet wist knipperde ze met haar ogen, keek omhoog, en dan hoorde je een stem uit de coulissen wat murmelen. En dan wist ze het weer. Het was mooi en aandoenlijk: de voormalig koningin, die het liefst actrice was geworden. Wat ze in zeker zin ook was natuurlijk.
Na afloop gingen we terug naar de ontvangstkamer. Ik werd door mijn vriend geinstrueerd om straks mevrouw tegen de prinses te zeggen en geen majesteit, want dat was wat ze haar hele leven wilde zijn: gewoon. Ook Willem Alexander wil dat en ik vind dat mooi. Het is als koning niet nodig om je status te bevestigen door afstandelijk te doen. Die afstand is er toch wel. Hoe gewoner de koning doet, hoe meer zeggingskracht zijn woorden en daden hebben. Denk aan de herdenkingsdienst van MH17 toen hij en Maxima tussen de rouwenden gingen zitten en niet op de voorste rij.
Toen kwam de prinses binnen. Omdat wij vrij dicht bij de deur stonden kwam ze als eerste op ons af. Ze begroette mijn vriend die ze goed kende hartelijk, daarna knipperde ze met haar ogen, keek omhoog en vroeg: ‘En dit is?’ ‘Arthur Umbgrove, mevrouw,’ zei ik, ‘Ik ….’ Meer kon ik niet zeggen want ik werd opzij geschoven door een dame van middelbare leeftijd. Of eigenlijk was het meer duwen. Een subtiele bodycheck. ‘Ach mevrouw, het was eeeenig, zo mieters.’ Voor ik het wist stond ik tegen een rug aan te kijken. En even later tegen nog een, en nog een.
Ik droop af, pakte een sigaret van het zilveren schaaltje waar ik na drie halen al enorm misselijk van werd omdat ie zwaarder was dan de zwaarste Goulouase die ik ooit gerookt had. Inmiddels stond er een elftal dames rond de prinses, als een soort scrum rond een rugbybal.
Het lijkt me lastig om koning of koningin of prinses te zijn, want niemand doet normaal tegen je. Hoe graag je ook gewoon wil zijn, je blijft een roepende in de woestijn vol onechte, hunkerende mensen.








