Terloops
Omdat het Haarlem Cultuurweekend was besloot ik het Frans Hals museum te bezoeken. Ik was er lang geleden voor het laatst geweest. Raar is dat. Ik heb twintig jaar in Amsterdam gewoond, maar pas toen ik naar Bloemendaal verhuisd was, bezocht ik het Rijksmuseum. Alsof, als je ergens te dichtbij woont, je eroverheen kijkt. Zoals een huisarts die zijn eigen kinderen verwaarloosd.
Het was niet druk in het museum. Voor me liepen twee dames van middelbare leeftijd met geruite rokken, die elkaar steeds corrigeerden: ‘O, kijk dit is de lachende cavalier.’ ‘Nee hoor, dit is de vrolijke drinker, kijk maar hier staat het’. Ze deden me aan twee mensen denken, maar ik wist niet aan wie.
Er was een speciale tentoonstelling waarbij dertig werken van hedendaagse kunstenaars, geinspireerd op dat van Hals, tussen de werken van de meester zelf hingen. Goed idee, al vond ik het verband soms ver te zoeken. De dames waren het er ook niet over eens; de een vond het ‘Heel origineel’, de ander vond het ‘Mwah mwah’.
Ik schuifelde achter ze aan en we kwamen in een zaal waar De regenten van het Sint Elisabeths gasthuis hing: een schilderij waarop vijf mannen in sobere, zwarte kleding aan een vergadertafel zitten. Het is duidelijk geen staatieportret, want de een kijkt dromerig voor zich uit, twee anderen kijken hem aan en weer twee anderen lijken in gedachten verzonken. Hals heeft een min of meer terloops moment genomen. Dat was bijzonder en nieuw in die tijd om hoogwaardigheidsbekleders zo af te beelden.
Wat ik interessant vond was dat er naast het schilderij, twee foto’s hingen van andere werken die geinspireerd waren op dit schilderij: Een schilderij van Govert Flinck en Rembrandts De staalmeesters . Je kon zo heel goed zien hoe kunst zich ontwikkelt. Vooral Rembrandt heeft het principe van terloopsheid veel verder doorgevoerd. Ook hier een aantal belangrijke mannen aan een tafel in vergadering bijeen, maar bij hem kijken de mannen verstoord op van hun werkzaamheden. Er komt, zo te zien, een ongenode gast binnen. Ze worden betrapt, lijkt het. Het is een veel spannender schilderij dan dat van Hals, omdat er meer verhaal in zit. Of eigenlijk, je kan er meer verhaal van maken. Misschien, dacht ik, is dat wel de essentie van kunst: dat het je verbeelding aan zet.
Ik schuifelde verder. De dames voor me kibbelden over de vraag of er op de tafel van de regenten nou een bijbel lag of niet. Toen we bij de grote zaal waren aangekomen wist ik ineens aan wie ze me deden denken: de zusjes Veenendaal. En ik bedacht me dat er een rechte lijn loopt van de zeventiende eeuwse portretschilders naar Van Kooten en de Bie.
Jet en Koosje Veenendaal zijn twee ongetrouwde, keurige zussen die in een mooi huis in t Gooi wonen en elkaar de hele dag op vriendelijke toon de tent uit vechten. Ik herinnerde me een portret waarbij ze met vakantie gaan. Maar ze komen niet weg, want eerst zijn ze de paspoorten vergeten, dan is de een vergeten de radio aan te zetten voor de inbrekers. Dan vindt de ander dat de radio te hard staat. En uiteindelijk sluiten ze zichzelf buiten en hebben ze totaal geen zin meer om te gaan.
Van Kooten en de Bie doen wat Hals en Rembrandt ook deden: de terloopsheid tot kunst verheffen. Het kleine, het alledaagse laten zien, zodat wij, als kijker, er een verhaal bij kunnen verzinnen. Onnadrukkelijk, toevallig haast. Het is iets kleins, een vertrek voor een vakantie naar Venetie, maar het spreekt boekdelen over de ergernis die er tussen de zussen is, over de pretentie van de dames die het hebben over de Trevifontein, terwijl wij weten dat die fontein zich in Rome bevindt en niet in Venetie.
De tentoonstelling was ten einde en de dames liepen naar het museumcafe om koffie te bestellen, maar Jet vond het te duur en dus gingen ze, onder luid gemor van Koosje, toch maar zonder koffie naar huis. Als ik een tentoonstelling mocht samen stellen zou ik portretten van Hollandse meesters hangen naast die van Van Kooten en de Bie: de beste portretschilders van de 20 ste eeuw.








